Economisch Model - deel III - Import en Export (De Griekse crisis)

In het eerste deel over de economie hadden we het over drie processen: De industrie, de banken en de mens.
In het tweede deel over Economisch Model deel II gingen we die drie processen weer verder onderverdelen in oa: Pensioenfondsen, Onderwijs en Gezondheids zorg.
In dit deel gaan we het model in zeker zin kleiner maken en voegen wij er import en export aan toe. Daarnaast gaan wij het hebben over de Griekse crisis.

In dit deel gaan we het economisch model onderverdelen in drie groepen:

de Industrie, De overheid en de Mens

We laten in feite alles wat met geld te maken heeft er buiten. Wat De Industrie betreft gaat het hier om alles wat produceerd.

We krijgen nu het volgende plaatje:

                                             *
                   (4)   .............       * (7)   .............
           ------------>.             .------------>.             .
          |        (3)  .  Industrie  . (8)  *      .   De Mens   .      
          |   ----------.             .<------------.             .
          |  V           ............. <--.  *  .--> .............
    ...............            ^ |    (14) \ * /(11)               ............   
   .               .           | |          \ /                   .            .
   .   Overheid    .       (1) | | (2)       x                    .  Overheid  .
   .               .           | |          / \                   .            .
    ...............            | V     (12)/ * \ (13)              ............
          ^  |   (5)     ............. <--' (9) '--> .............
          |   --------->.             .------------>.             .
          |      (6)    .   De Mens   . (10) *      .  Industrie  .
           -------------.             .<------------.             .       
                         .............       *       .............
                                             *
            Binnenland                       *               Buitenland
                                           grens

Omdat we het in dit deel over de import and export hebben is het model opgesplitst in twee delen: Links Binnenland en rechts Buitenand.
Bij Industrie gaat het over alle produktie eenheden in de private sector.
Bij Overheid gaat het over alle produktie eenheden in de publieke sector, dus inclusief het militaire apparaat, het onderwijs, gezondheids zorg, de gerechterlijke macht en de politie. Het produkt noemen wij diensten
Bij de pijlen staan voor twee soorten van stromen: Arbeid en produkt stromen.

• Bij de pijlen (1) en (6) gaat het over arbeid. Bij pijl (1) gaat het over de arbeid van mensen in de industrie. Bij pijl (6) gaat het over de arbeid van alle mensen die bij de overheid (in ruimste zin) werken.
• Bij pijl (2) gaat het over de produkten die mensen kopen en bij pijl (5) gaat het over de diensten waarvan de mensen gebruik maken en die onder andere gefinancieerd wordt via het belasting stelsel.
• Bij de pijlen (3) en (4) gaat het over de handel tussen de industrie en de overheid onderling.
• Daarnaast zijn er nog 8 andere pijlen getekend. Dit zijn de pijlen 7 tot en met 14. Het gaat hier over de handel met het tussen het "binnenland" en het "buitenland" waarbij het begrip "binnenland" zeer ruim moet worden opgevat. Het kan hier gaan over een regio, een land, een groep van landen of een werelddeel (Europese Unie)
• Bij de pijlen (7), (9), (11) en (13), die naar buiten wijzen, gaat het om export
  
• Bij de pijlen (7) en (13) gaat het over de export van produkten
  Bij pijl (9) gaat het specifiek over arbeid die in het "buitenland" wordt verricht maar waarbij de inkomsten weer terugvloeien naar het "binnenland".
  Bij de pijl (11) gaat het over emmigratie naar het buitenland.
  Bij de pijl (13) gaat het ook over het verplaatsen van produktie eenheden naar het buitenland.
• Bij de pijlen (8), (10), (12) en (14) gaat het over de import.
• Bij de pijlen (10) en (14) gaat over de produkten die in het "buitenland" gemaakt worden en die geimporteerd worden
  Bij pijl (8) gaat het specifiek over arbeid die hier wordt verricht door buitenlanders en waarbij de inkomsten terugvloeien naar het "buitenland".
  Bij de pijl (12) gaat het over immigratie van buitenlanders
  Bij de pijl (14) gaat het ook over het verplaatsen van produktie eenheden van uit het buitenland naar hier.

Als je naar ons model kijkt dan hebben we het over 8 paren van pijlen wat de import en export betreft. Als ieder van de pijlen per paar aan elkaar gelijk is dan is het systeem in evenwicht.
Als je naar de overheid kijkt, dan hebben we het over 2 paren van pijlen. Als ieder van de pijlen per paar aan elkaar gelijk is, dan is ook dat deel in evenwicht. Voor de overheid wil dat zeggen dat jaarlijks de inkomsten gelijk zijn aan de uitgaven en de staatsschuld constant is. Dat wil niet zeggen dat ook de begroting in evenwicht is, want een begroting is een plan.

Wat gebeurd er nu als van een paar de pijlen niet aan elkaar gelijk zijn. We gaan een aantal voorbeelden nu in detail bespreken.

• Allereerst pijl (9) die de arbeid in het buitenland voorstelt. Laten we aannemen dat die groter wordt en dat meer binnenlanders in het buitenland gaan werken. We hebben het hier eigenlijk over grens werkers. Het gevolg zal zijn dat er meer geld zal terug vloeien naar het eigenland.

  Het is belangrijk om op te merken dat we het hier niet hebben over wat de "binnenlanders" in het "buitenland" verdienen en besteden, want dan heb je het in feite over de toename van het aantal "buitenlanders" en een afname van het aantal "binnenlanders". Maw over emmigratie en dat is pijl (11). Daarover hebben we het hier niet.

  Het gevolg van dit extra geld zijn tweeerlei:
  1. Het belangrijkste gevolg is dat de vraag naar binnenlandse produkten zal toenemen omdat er meer geld is.
  2. De vraag naar buitenlandse produkten kan ook toenemen en dan neemt pijl (10) toe, echter in mindere mate.
  Dit schijnt allemaal goed nieuws. Echter er is ook een keerzijde aan deze medaille.
  • Als er in het buitenland geen sprake is van meer produktie dan zal deze extra aanbod van arbeid een neerwaartse invloed hebben op de werkgelegenheid voor de buitenlanders in het buitenland. Maw de voordelen die wij hier hebben is een nadeel voor het buitenland.
  • Als er wel sprake is van meer produktie dan heeft deze instroom van arbeid geen nadelige invloed op de werkgelegenheid voor de buitenlanders. Het belangrijkste nadeel ligt dan in de persoonlijke sfeer.
• Pijl (7) gaat over de export van produkten naar het buitenland. Als de export meer toeneemt dan de import dan neemt het handels overschot met het buitenland toe.
  Het direkte gevolg is dat er meer geld het land binnenstroomt.
  Wat er daarna gebeurd hangt af in hoeverre de binnenlandse produktie zich aan past aan deze verhoogde vraag.
  • Als men voor het extra geld buitenlandse produkten koopt dan is er geen sprake van extra vraag en keert het systeem direct terug naar een evenwichts toestand.
  • Als de binnenlandse produktie gelijk blijft dan heeft dit extra geld tot gevolg dat de prijs van de produkten omhoog gaat.
  • Als de binnenlandse produktie omhoog gaat dan dat gepaard met een toename van het aantal werkende mensen.
  Het laatste is natuurlijk de ideale situatie. Echter opnieuw de voordelen aan deze kant van de grens zijn een nadeel voor de buitenlanders. Bij hun zal de werkgelegenheid afnemen.
• Pijl (13) gaat ook over de export maar nu naar de produktie bedrijven. Een voorbeeld is bijvoorbeeld als Duitsland machines verkoopt voor China. Dit kan zeer voordelig zijn zowel voor Duitsland als voor China. In Duitsland neemt daardoor direct de arbeidsproduktie toe. Wat China betreft hebben we het over investeringen die pas na bijvoorbeeld een jaar zijn vruchten afwerpt via een verhoogde arbeidsproduktiviteit.
• Pijl (10) gaat over de aankoop van produkten in het buitenland. Een belangrijke reden kan zijn omdat die produkten veel "beter" zijn. Ook hier zijn er weer een aantal mogelijkheden.
  • Als de mensen geen geld hebben om die produkten te kopen dan moeten ze geld gaan lenen.
  • Als de overheid geen geld heeft dan moet de overheid geld lenen en ontstaat er een staatsschuld.
  • Nog erger wordt het als deze verminderde koopkracht invloed heeft op de industrie in het algemeen. Dit wordt besproken in de volgende paragraaf.
• Pijl (13) slaat op de export van produkten, maar daarnaast ook over gehele produktie eenheden. Bijv. het verplaatsen van een gehele fabriek naar een lage loon land.
  Het gevolg is een vermindering van de produktie in eigenland, verminderde koopkracht en werkenloosheid.
  De voordelen liggen geheel in het buitenland.
  Een voorbeeld waarbij er duidelijk sprake is van afname in produktie capaciteit is Griekenland. We hebben het hier over de Griekse scheepsbouw. Daarnaast voert Griekenland veel te veel in. De oplossing moet dan vooral gezocht worden in zelf produceren. De grieken zouden bijv. veel meer zelf auto's moeten produceren, wegen aanleggen, huizen bouwen enz. Dat is echter in het algemeen heel moeilijk.
  De andere oplossing is dat de grieken meer gaan werken in het buitenland en hun inkomsten terug sturen.
• Pijl (11) slaat op emigratie. Pijl (12) slaat op immigratie.
  Als twee landen in evenwicht zijn dan heeft een instroom van mensen altijd een nadelige invloed op het ontvangende land in het algemeen, omdat de toestroom een neerwaartse invloed heeft op de werkgelegenheid bij een constant produktie peil.
  De uitstroom van mensen heeft een positieve invloed op de werkgelegenheid in het land van herkomst.
  In de jaren 50 was dit anders wat betreft de emmigratie naar Canada en Australie omdat daar vraag was naar mensen die bepaalde beroepen uitoefende. Maw de produktie mogelijkheden in het buitenland lagen niet vast en konden groeien. In dat geval zijn er zowel winst mogelijkheden voor het land van herkomst als voor het buitenland.

Persoonlijke gedachten

Feedback

Terug naar mijn start pagina: Inhoud van dit document