Economisch Model deel II
Het eerste deel de economie, banken en de crisis gaat het over drie processen: De industrie, de banken en de mens.
Het derde deel Economisch Model deel III gaat over de gevolgen voor import en export. In het derde deel wordt ook de Griekse crisis besproken.
In dit deel gaan we de drie processen verder onderverdelen.
- De Industrie in: De Overheid (inclusief Centrale bank en de rechterlijke macht), Militaire industrie (inclusief de politie), De Gezondheidszorg en het Onderwijs.
- De banken in: Het verzekerings wezen, De Pensioen fondsen,
We krijgen nu het volgende plaatje: (Niet alle stromen zijn getekend.)
Grondstoffen ---. =======
Handel & Verkeer | | (20) |
V ^ V
.......................... (1) .................. ..............
. .------------------->. . (14) . .
. Industrie . (2) . Banken .<---->.Verzekeringen .<--
. .<-------------------. . . . |
.......................... .................. .............. |
^ | ^ | ^ | ^ | ^ |
| | (7)| |(8) | | | | | (13)|
| | | | ................ (9)| | | | | .............. |
| | | ----->. .---- | | | | (16) . Pensioen . |
| | | . Overheid . (10)| | | -------->. . |
| | --------. .<----- | | . Fondsen . |
| | ................ | | .............. |
| | ^ | | | ^ |
(5)| |(6) (11)| |(12) (4)| |(3) | |
| | | V | | |(15) |
| | ................ | | | |
| --------------->. .---------- | | |
| . De Mens .<=========> | <=====================----------
------------------. .<-----------
................
^ ^ ^
(17) | | | (19)
.-------------------------- | ---------------------.
| |(18) |
V V V
.............. ................ .............
. Militaire . . Gezondheids . . .
. . . . . Onderwijs .
. Industrie . . Zorg . . .
.............. ................ .............
Ieder van de negen processen worden gekenmerkt door drie grootheden: Bezittingen, Kapitaal en Energie (Arbeid en kennis) waarbij de pijlen de veranderingen tussen deze grootheden aangeven
- De Overheid (inclusief de centrale bank en de rechterlijke macht) is het belangrijkste orgaan dat de hoeveelheid geld regelt.
Als je de overheid als eerste in het oorspronkelijke plaatje er bij tekend dan zie dat het aantal stromen van 6 naar 12 toeneemt.
De inkomens stromen naar de overheid zijn hoofdzakelijk belastingen.
- De verzekeringsbedrijven (VB) zijn een verdere onderverdeling van de banken. De stroom 13 gaat in feite over vier stromen. Er is een arbeids stroom naar het VB en daarnaast 3 geld stromen. Een geld stroom in de vorm van salaris naar de mensen en twee geldstromen van en naar de VB voor het afsluiten en uitbetalen van de verzekeringen.
Er is maar een stroom getekend tussen de banken en het VB, maar dit zijn er ook twee. Daarnaast zijn er natuurlijk nog veel meer stromen oa van en naar de industriele processen.
- Voor de pensioen fondsen (PF) geldt ongeveer het zelfde verhaal als voor het VB.
- Niet getekend zijn de hypotheek verschaffers (banken). Je kunt ze grafisch een zelfde vakje toekennen als de PF en het VW. Functioneel zijn ze natuurlijk iets heel anders.
- De militaire industrie (MI) is een onderverdeling van de industriele processen. De stroom 17 geeft aan arbeid, loon en veiligheid. De relatie met oa de overheid en de banken is niet getekend.
- Voor de gezondheids zorg geldt ongeveer het zelfde verhaal als voor MI. De stroom 18 geeft aan arbeid, loon en gezondheid (Energie).
- Voor het onderwijs geldt ook het zelfde verhaal als voor MI. De stroom 19 geeft aan arbeid, loon en kennis (Energie).
- Een belangrijke verdere onderverdeling bij de industriele processen zijn de begrippen: Grondstoffen, handel en verkeer. Daarnaast de begrippen zoals onderzoek en ontwikkeling en investeren.
Als je dit geheel bekijkt dan is het een heel complex netwerk van verbindingen waar tussen er allerlei transport (verkeer) plaats vind van geld, goederen, diensten en arbeid. Daarnaast vindt er nog intern transport plaats. Je kunt dit model nog verder onderverdelen.
Waar het nu uit eindelijk omgaat is om alle grootheden en stromen (dwz de veranderingen ven de grootheden) getalsmatig vastteleggen en daarnaast de relaties tussen al deze grootheden en stromen (hoe ze op elkaar inwerken, wiskundig) te beschrijven.
Dit is zeer moeilijk want waar het omgaat is te voorspellen wat er gebeurd als je meer gaat produceren, wat er gebeurd als je de belastingen gaat verhogen en of wat er gebeurd als je meer geld gaat drukken.
In feite en dat is de tragiek: niemand weet het precies.
Geldstromen deel 1
Als je naar het plaatje kijkt dan zie je dat het geheel een complex netwerk van grootheden (produkten) en stromen (veranderingen) is.
Om een idee te krijgen hoe het ongeveer werkt gaan we eerst de geldstromen tussen de industriele processen, de banken, de overheid en de mens. Dit zijn er 12.
In feite gaat het over 6 paar stromen. De stromen #1 en #2 vormen een paar. De stromen #3 en #4 vormen een paar enz.
De eerste situatie die je voort kunt stellen is dat alle paren in evenwicht zijn. Maw er heeft iedere dag evenveel geld verkeer plaats tussen de Industriele Processen en de Banken, tussen de Banken en de overheid enz
Dit is de ideale situatie. Het systeem is dan in evenwicht. Het byzondere is dan dat de hoeveelheid kapitaal(geld) bij ieder van 4 processen dan constant is.
De werkelijkheid is natuurlijk niet zo. De mens wil iets anders, meer van iets.
Laten we aannemen dat een geheel bedrijf het zelfde produkt op een geheel nieuwe manier wil produceren.
Dwz je moet zorgen voor andere grondstoffen en voor de bouw van een nieuwe produktie bedrijf.
Als je dat wil doen met dezelfde mensen dan is de enige oplossing dat je het gehele produktie bedrijf stil legt.
Het direkte gevolg is:
- Dat geldstroom #5 vermindert omdat de produkt stroom naar de mensen vermindert.
- Dat het bedrijf extra geld nodig heeft, deels voor de bouwstoffen, deels voor de nieuwe installatie en deels voor de loonkosten van het nieuwe produktie process.
Als het bedrijf zelf overvoldoende kapitaal beschikt dan is er geen probleem.
Als dat niet zo is dan moet je het gaan lenen bij de banken (geld stroom 2 zal toenemen)
Het resultaat is dat geldstroom #6 (lonen) gelijk zal blijven.
Het uiteindelijk resultaat is een kapitaal overdracht plaats heeft van de banken naar de mensen.
Dit proces stopt zodra het nieuwe produktie bedrijf klaar is en er opnieuw geproduceerd wordt.
Geldstroom 2 zal dan afnemen tot zijn oude waarde en geldstroom 5 (tegen hanger produkt stroom) toenemen.
Geldstromen deel 2
De conclusie van deel 1 is de klassieke wet in de economie: Sparen = Investeren. Maar klopt dit ook ?
-
Allereerst wat stellen de stromen 5 en 6 voor ?.
- Stroom 6 is de geld stroom (cash stroom) van de bedrijven naar de mensen in de vorm van lonen.
- Stroom 5 is de geld stroom (cash stroom) van de mensen naar de bedrijven voor, als betaling van hun aankopen
Normaal zouden deze in evenwicht zijn. Gedurende de tijdelijke periode van de bouw van een nieuw bedrijf is dat niet zo en is stroom 5 kleiner. De mensen hebben meer cash geld omdat ze minder consumeren.
Dit was 50 jaar geleden zo. Tegenwoordig vinden er veel minder cash betalingen plaats en gebeurd alles via de bank. Ieder bedrijf en ieder prive persoon heeft een rekening bij een bank.
Tussen deze rekeningen vinden nu de transacties plaats. In feite gebeuren deze transacties intern bij en tussen de banken onderling. Het is de geldstroom 20.
- In het voorbeeld is er van uitgegaan dat ten gevolge van de productie vermindering er geen aanpassing is van de prijs. Het gevolg kan zijn dat de gehele investering wordt betaald door de mensen in de vorm van obligaties.
Het kan ook zijn dat de investering betaald wordt via een lening bij de bank.
Het kan ook zijn dat de prijzen tengevolge van een verminderde produktie wel om hoog gaan.
Het gevolg is dan dat de bedrijven in dezelfde branch tijdelijk winst maken
- In het voorbeeld is er van uitgegaan dat na afloop van het project de produktie en de prijs van het produkt het zelfde is. Het gevolg is dat de geldstromen 5 en 6 precies weer in evenwicht zijn.
Dit hoeft echter niet. Het nieuwe produkt kan beter zijn en de vraag naar het produkt kan toenemen.
Nu kunnen er twee dingen gebeuren:
- Als er direct bij de verbouwing er mee rekening gehouden is dat met dezelfde mensen er meer geproduceerd kan worden dan neemt de winst toe en kan de lening worden afgelost.
- Er komt minder vraag bij de concurentie. Als de loonkosten gelijk blijven dan leiden die een verlies.
Er heeft dan een overdracht van kapitaal plaats binnen het proces: Industriele produktie.
- Het kan ook zijn dat de vraag naar de nieuwe produkten verminderd.
De oplossing is dan opnieuw geld lenen of de produktie verkleinen en mensen ontslaan. Het wordt dan een probleem voor de overheid die deels werkeloosheid uitkering moet betalen en deels via subsidie moet proberen om nieuwe bedrijven te stimuleren.
- Het kan ook gebeuren dat het bedrijf failliet gaat.
Het probleem ligt dan vooral bij de banken want zij zijn hun geld kwijt, zij zijn de verliezers.
- Normaal wat de banken doen, om zich tegen dit verlies in te dekken, bereken zij een jaarlijkse rente door naar de klant.
De opgelopen rente via deze inkomsten bij de bank is geen winst maar een potje om de de mogelijke verliezen (oa bij faillissement) te betalen.
De hoogte van deze rente hangt af van de kans dat het bedrijf failliet gaat. Dit is het risico van de bank. Daarbij is het voor een bank veel beter om aan veel bedrijven kleine bedragen te lenen dan aan een bedrijf een groot bedrag.
- De banken kunnen deze leningen ook doorverkopen. Dit is gevaarlijk voor diegene die dit kopen.
De bedoeling van deze uiteenzetting is om aan te tonen dat, tengevolge van een simpele uitbreiding, er een aantal mogelijkheden (gebaseerd op verschillende aannames) met verschillende gevolgen zijn. Deze gevolgen, omdat de verschillende processen van elkaar afhankelijk zijn kunnen heel complex zijn.
Een wiskundig model.
De econometry is een onderdeel van de economie die zich bezig houdt met het maken van wiskundige modelen.
Bij wiskundig model ga je uit van verschillend grootheden en van wiskundige vergelijkingen. De wiskundige vergelijkingen geven aan hoe de grootheden veranderen.
Een zeer eenvoudige vergelijking met een grootheid is de volgende:
- n(t+1) = n(t) + din - duit
-
In woorden ziet deze vergelijking er als volgt uit:
- De grootheid n op het tijdstip t+1 is gelijk aan de grootheid n op het tijdstip t plus de hoeveelheid din (delta in) minus de hoeveelheid dout (delta uit)
-
Je kunt de vergelijking ook als volgt lezen:
- De hoeveelheid Euro's (geld) bij een bank aan het-eind-van-de-dag is gelijk aan het aantal Euro's aan het-begin-van-de-dag plus het aantal Euro's die de bank in-de-loop-van-de-dag ontvangen heeft minus het aantal Euro's die de bank in-de-loop-van-dag heeft uitgegeven
-
Waar het natuurlijk om gaat om wat zijn de waardes van din en duit. Nu kun je din en duit samenvoegen en dan ziet de bovenstaande vergelijking er als volgt uit:
- n(t+1) = n(t) + dn(t)
-
En het probleem is wat is dn(t), wat is delta n(t).
Als n(t) het geld bedrag is bij de banken dan hangt delta n(t) af van de economische ontwikkelingen in het bedrijfsleven, de overheid, het militaire apparaat, de gezondheidszorg, de mensen, het weer enz. Er staat specifiek ook "het weer" want als het veel sneeuwt dan kan dit produktie problemen opleveren in het bedrijfsleven die dan mischien extra moeten gaan lenen.
Het zal nu wel duidelijk zijn dat om delta n(t) nauwkeurig te bepalen, dit een heel moeilijke zaak is.
In Nature van 12 April 2012 staat een artikel dat dit probleem bespreekt. Zie: Scientists and bankers — a new model army. Dit artikel bevat ook een commentaar van mijn naam. Volgens mij is de schrijver van het artikel veel te optimistisch.
De kunstenaar
Als je een idee wilt hebben hoe de economie werkt is het vaak leerzaam om naar speciale gevallen te kijken. Een van zo een speciale gevallen is wat is de invloed van een kunstenaar op de economie.
Een kunstenaar, een portretschilder, is ook een voorbeeld van een economisch proces.
Eerst moet hij verf en een doek kopen. Als hij het geld niet heeft dan moet hij naar de bank.
Als de gene die hij wil schilderen van te voren wil betalen dan is hij meteen uit de brand.
Als hij de verf en het doek gekocht heeft voor 50 Euro dan begint hij te schilderen.
Uiteindelijk verkoopt hij het doek voor 100 Euro en dan heeft hij voor zijn arbeid 50 Euro verdient.
We hebben het hier over de stromen 5 en 6 in de bovenstaande tekening.
Maar het verhaal is nog niet af. De oorspronkelijke opdracht gever verkoopt het doek voor 200 Euro, daarna wordt het verkocht voor 500 Euro, voor 1000 Euro, voor 10000 Euro.
Al dit is handel en het speelt zich af intern in het blok: de Mens. Iedereen die verkoopt is gelukkig behalve economisch levert het niks op.
Maar het verhaal is nog niet af. De laatste koper heeft pech. Er is brand en het doek is total loss.
De laatste koper heeft grote pech want door 10000 Euro te betalen is hij de verliezer en is hij de gene die alle anderen winst heeft bezorgt.
Wat is de moraal van dit verhaal. Waar we het hier over hebben is alleen handel binnen het proces "De mens". Het is een overdracht van koopkracht maar uit eindelijk worden we daar niet rijker mee, want er staat geen produktie tegenover.
Precies hetzelfde gebeurd als we de handel in aandelen bekijken. Met de handel in aandelen worden we uit eindelijk niks rijker, behalve die gene die oorspronkelijk als eerste de aandelen gekocht heeft.
Die gene is de oorzaak van een produktie vermeerdering. Alle anderen dragen daar toe niets bij.
Dit is een wijze les voor de pensioenfondsen. Zie hierna.
Pensioen Fondsen
Het doel van de pensioen fondsen is er om voor te zorgen dat zodra je stopt met werken (65 jaar) je toch inkomsten hebt om in je onderhoud te voorzien, dat je een pensioen hebt.
Een deel van deze inkomsten krijg je van de overheid (van de staat) en een extra deel via het bedrijfsleven. Dit is het deel dat je via je werkzaam leven hebt opgebouwt.
In feite wat er gebeurd is dat gedurende de tijd dat je werkt geld in een "pot" wordt gestopt.
Een deel van dat geld wordt afgehouden van je loon en een tweede deel komt van het bedrijf.
In feite zijn beide delen kosten voor het bedrijf.
Je kunt het ook zo stellen: de "pot" is uitgestelde koopkracht.
Nu gaat er ook weer geld uit de "pot". Uit jouw "pot" gaat er pas geld nadat je 65 bent, maar in feite werkt dat niet zo.
Als je uitgaat van een bevolking waarvan de opbouw stabiel is, dan moet de totale bijdrage per jaar van de werkende bevolking net zo groot zijn als de totale uitgaven aan de bevolking boven de 65.
Als dat precies zo is dan is de "pot" aan het eind van het jaar leeg.
Nu is dat niet zo. op de eerste plaats worden er steeds minder kinderen geboren. Het gevolg is dat de werkzamen bevolking afneemt. Daarnaast neemt de gezondheid toe.
Financieel betekend dat dat de pensioen fondsen in het verleden een buffer hadden moeten opbouwen om de toekomstige uitgaven te kunnen voldoen.
Nu zijn er twee belangrijke vragen:
- 1. Wat is het doel van het fonds 2. Wat doen we met de inkomsten van het fonds.
-
- Bij de vraag wat is het doel van het fonds zijn er in grote lijnen twee mogelijkheden.
- We garanderen iets. Bijv: We garanderen dat iemand die bijv 40 jaar aan het fonds heeft bijgedragen na zijn 65 jaar 70% van het laatst verdiende salaris krijgt. (gemiddelde over laatste 5 jaar, met inflatie correctie)
Als je zo iets garandeert dan wordt dat extra moeilijk voor het management van het fonds als het met de economie minder gaat. Speciaal voor diegene die niets meer bijdragen.
- We garanderen niets. Iedereen krijgt na zijn 65 evenredig naar wat hij heeft bijgedragen. Aangevult met een gedeelte van de bijdrage van de leden die voor hun 65 ste overleden zijn.
Het bepalen van dit bedrag op een eerlijk manier is niet eenvoudig.
- Bij de tweede vraag krijg je dan: wat doe je met dat extra geld.
In feite zijn er drie mogelijkheden:
- 1. Niks 2. Obligaties Kopen 3. Aandelen Kopen
-
- Niks doen betekend alles cash houden. Dit is de gemakkelijkste en veiligste methode.
Vooral als er geen garanties zijn.
Een alternatief is het belegen op een kapitaal rekening.
- Bij obligaties weet je alleen dat je een vaste opbrengst hebt, als je de obligaties niet gedurende de looptijd verkoopt.
Als de fondsbeheerder zich aan deze regels houdt dan is de kans heel klein dat het misgaat en kun je eventuele garanties waarmaken.
- Bij aandelen kun je in principe het meest verdienen maar ook het meest verliezen.
Bij de handel in aandelen is alleen die gene die ze bij uitgifte koopt een investeerder.
Alle anderen zijn eigenlijk alleen speculanten. Zij hopen van de handel te profiteren.
Het bedrijf waarin zij handelen heeft hier echter niks aan.
Het grootste probleem van de aandelen is dat ze aan hevige schommelingen onderhevig zijn. Het gevolg is dat als ze stijgen de sfeer ontstaat dat je er door ze te kopen geld mee kunt verdienen. Sommige fondsen doen het en dan ontstaat er een soort kudde geest van iedereen doet het en wij (ons fonds) moet het ook doen. Het gevolg is dat de waarden van de aandelen stijgen en de fondsen die er het eerste zijn ingestapt zien hun winsten stijgen zonder dat ze er eigenlijk iets voor hoeven te doen.
De tendens ontstaat dan om de bijdragen van de leden te verminderen.
Aan deze euforie kan echter heel gemakkelijk een einde komen als de onder havige bedrijven minder winst maken en de waarde van de aandelen gaan dalen.
Diegene die als eerste zijn aandelen verkoopt maakt winst, maar door een te groot aanbod daalt de prijs nog meer, met eigenlijk maar een gevolg: er zijn vele verliezers.
Voor meer technische informatie ga naar dit: Persoonlijke gedachten Brief Donner
Verzekeringen
De bedoeling van een vezekering is om de mogelijke kosten van een gebeurtenis van de enkeling aftewenden op de samenleving.
Voor zo een verzekering bepaal je een premie.
Nu gaat het er om wat is deze premie.
Om de premie te bepalen gaat het in feite over twee zaken:
- Wat is de totale schade die je (gemiddeld) per jaar moet betalen.
- Over hoeveel accounts gaat het
De gemiddelde premie is dan minimaal per account: "totale schade"/"aantal accounts". Om de juiste premie te bepalen moet je deze formule aanpassen aan "het verzekerde bedrag" per account.
Persoonlijke gedachten
- Er zou een regel moeten zijn dat Banken hun leningen niet mogen doorverkopen. Dit zelfde geldt voor vezekeringen en voor hypotheken. Ze mogen ook niet zelf in aandelen handelen.
- Banken moeten worden opengebroken worden in prive banken (en middenstand) en zaken banken. Beter veel kleine dan een grote.
- Banken, verzekeringen en pensioenfondsen moeten gescheiden zijn.
- Pensioenfondsen mogen niet in aandelen beleggen.
Het moet de lezer duidelijk zijn dat al deze instellingen niet echt iets aan de economie toevoegen.
Een rijk land is een land dat veel door en voor zijn eigen mensen produceerd. Natuurlijk een land dat rijk is aan grondstoffen heeft een voordeel.
Top universiteiten en onderzoek is geen noodzaak. Het feit dat de meeste mensen gewoon een beroep leren en het uitoefenen, is het belangrijkste.
Feedback
None
E-mail:nicvroom@pandora.be.
Geschreven: 22 July 2009
Terug naar mijn start pagina: Inhoud van dit document